Ons telefoon: (010) 737 0256 Ons e-mailadres: info@care4neo.nl

Vaccinaties

Vaccinaties

Rijksvaccinatieprogramma (RVP)

Het Rijksvaccinatieprogramma wordt sinds 1957 uitgevoerd om kinderen te beschermen tegen een aantal (ernstige) infectieziekten. Omdat sommige van de ziekten waartegen gevaccineerd wordt inmiddels niet of nauwelijks meer in Nederland voorkomen, wordt soms vergeten dat deze ziekten vroeger veel leed veroorzaakten en belangrijke doodsoorzaken waren. Alle kinderen woonachtig in Nederland en ingeschreven bij de gemeente komen in aanmerking voor het RVP. Zo’n 95% van hen wordt daadwerkelijk ingeënt.

Waartegen vaccineren?

Sinds 2014 beschermt het Rijksvaccinatieprogramma tegen twaalf infectieziekten:

  • Difterie / kinkhoest / tetanus / polio (DKTP).
  • Bof / mazelen / rodehond (BMR).
  • Hib-ziekten (bepaalde vormen van hersenvliesontsteking).
  • Pneumokokken (Pneu).
  • Meningokokken C (MenC).
  • Hepatitis B (hepB).
  • Baarmoederhalskanker (HPV).

Wanneer vaccineren?

De eerste vaccinatie krijgt een kind bij voorkeur twee maanden na de geboorte en daarbij wordt niet gecorrigeerd. Soms ligt het kind dan nog in het ziekenhuis. Kinderen krijgen dan al hun eerste prik omdat de antistoffen die het kind van zijn moeder bij de geboorte meekrijgt, twee tot drie maanden na de geboorte zijn uitgewerkt. Voor te vroeg geboren kinderen is dit nog belangrijker omdat zij een deel van deze afweer missen omdat die vooral aan het eind van de zwangerschap wordt opgebouwd. Mede daardoor hebben zij een verhoogde kwetsbaarheid voor infecties. Zeker bij hen is het van belang tijdig te beginnen met vaccineren. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de vaccinaties leiden tot een adequate opbouw van de afweer, zelfs als deze op zo’n jonge leeftijd worden toegediend.

Zijn er bijwerkingen?

Vaccinaties kunnen bijwerkingen hebben. Meestal zijn deze mild. Het is goed om te beseffen dat de bijwerkingen in geen verhouding staan tot de ernst van de ziekte waartegen wordt ingeënt. Veel voorkomende bijwerkingen zijn verschijnselen rondom de plek waar is ingeënt zoals roodheid, zwelling en pijn. Soms krijgt een kind koorts, moet het meer huilen en slaapt of drinkt het minder goed. Dit is van tijdelijke aard. Bij prematuren zijn ernstigere bijwerkingen mogelijk, zoals verstoring van het ademhalingspatroon en momenten van vertraagde hartslag. Op zichzelf is het niet verwonderlijk dat de vaccinatie bij hen tot deze verschijnselen kan leiden, aangezien de regulatie van ‘automatische’ lichaamsfuncties als hartslag en ademhaling bij hen nog onrijp is en vatbaar voor verstoringen. Bij te vroeg geboren kinderen die vanaf de afdeling Neonatologie naar huis zijn gegaan en daarna hun eerste vaccinatie krijgen via het consultatiebureau, is veel minder onderzoek verricht naar eventuele bijwerkingen. Recent onderzoek van het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit (VUMC) te Amsterdam) middels vragenlijsten liet zien dat deze kinderen een vergelijkbaar beeld aan milde bijwerkingen laat zien zoals bij kinderen die na een voldragen zwangerschap zijn geboren.
Soms wordt een kind voor bijvoorbeeld 24 uur opgenomen in het ziekenhuis uit voorzorg, vooral als het kind op de eerst inenting (die het vaak nog krijgt als het nog in het ziekenhuis ligt) ook heftig heeft gereageerd.

Verdere informatie over vaccinaties is te vinden op de website van het RIVM. Het complete vaccinatieschema vind je hier.

Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op een artikel van drs. Stephanie Buijs, arts-assistent, Dr. Bart Boersma, kinderarts en Corina Gevaert, nurse practitioner neonatologie, Medisch Centrum Alkmaar

Sluiten